Voorlopig standpunt op retailvisie mbt de Herenstraat

in Algemeen

Hoewel de Herenstraat niet in onze wijk ligt, hebben we er toch mee te maken omdat de winkeliers van de Herenstraat en de Doezastraat gelijk optrekken.

Ons (vereniging voor Pieters- en Academiewijk en Levendaal-West) voorlopige standpunt.

Vooraf:
Wij hebben geen oordeel over de juistheid van de gebruikte gegevens/cijfers over de winkels. Daar weten we te weinig van. Dat kan betekenen dat straks blijkt dat de conclusies aangaande de Herenstraat-Doezastraat onjuist zijn. Dan herzien wij zo nodig ons standpunt.

1) De insteek van de regiogemeenten:
​”​als een pandeigenaar, bij bedrijfsbeëindiging verzoekt om de bestemming van het pand te veranderen,
zal de gemeente aan verandering van de bestemming meewerken​”​,
heeft onze instemming. Wij willen de winkels niet kwijt, maar we willen ook geen leegstand. Wij verkiezen bestemmingsverandering boven leegstand.

2) Wij nemen daarbij vooralsnog aan dat:
De eigenaar van het pand een hogere huur ontvangt als het pand als winkel wordt verhuurd, dan als woonhuis, of als vestiging voor zakelijke dienstverlening.

Een verandering van de bestemming zal hij dus alleen aanvragen, als hij gegronde redenen heeft om te vrezen dat hij het pand niet als winkel kan verhuren, en er dus leegstand dreigt.
Bijgevolg verwachten wij dat de retailvisie geen gevolgen zal hebben voor goed lopende winkels voor dagelijkse boodschappen.

3) Wel signaleren wij tekortkomingen in de retailvisie. Die betreffen:
Het effect van veranderingen in de omvang en samenstelling van de bevolking (’thuismarkt’ van de winkels) en het benodigde winkelbestand. De gemeente voert beleid dat van invloed isop de omvang en samenstelling van de bevolking (verkamering)
Een ander patroon van winkelvestigingen heeft gevolgen voor de behoefte aan logistieke diensten. Verkeer, met name vrachtverkeer, laden en lossen kan daarmee uitgroeien tot een nog groter probleem dan het nu al is.

4) De retailvisie noopt daarom tot flankerend beleid van de gemeente; beleid dat niet afgestemd behoeft te worden met andere gemeenten.

Dit flankerend beleid moet betrekking hebben op drie zaken:

. Herijken van het beleid dat directe gevolgen heeft voor omvang en samenstelling van de bevolking (verkamering) in relatie tot de ambitie dat de Leidse binnenstad een regionale retailfunctie moet behouden;
. Zorg voor een winkelbestand dat langer thuiswonen ondersteunt;
. Logistieke en verkeerstechnische maatregelen waardoor de hinder van (vracht) verkeer, laden en lossen (ook pakketbezorgingen) binnen aanvaardbare proporties blijft (op een aantal plaatsen –omgeving Breestraat/Langebrug; Jan van Houtkade–, zal het ten opzichte van de huidige situatie moeten afnemen)

Dit houdt in dat wij het standpunt dat de bestemming van de bestaande winkelpanden niet veranderd mag worden, niet steunen. In onze markteconomie, verwachten wij daar leegstand van.